
Het begon allemaal vanuit New Orleans. Negers groepten samen in kroegjes, ze speelden piano, slagwerk, klarinet, saxofoon en banjo – een weinig gehoorde bezetting. Hun muziek bevatte een tintelend ritme, improvisatie was de norm. Dat rauwe, spontane en ongekunstelde trok de aandacht van serieuze componisten. Jazz werd het genoemd, maar ook onbehouwen volksmuziek en carnavaleske deuntjes doken op in de concertzaal, te midden van een pianoconcert of symfonie. U hoort fragmenten van Gershwin, Ravel en Bernstein.